Pedagogische Wetenschappen – Justitiële Interventies – Aniek van der Zande
Hoi Periklesser!
Zoals je in de titel al hebt kunnen lezen, heb ik in periode 2 het vak Justitiële Interventies gevolgd. Dit vak is onderdeel van de minor Jeugd & criminaliteit, een minor waarvan de inhoud op het snijvlak van recht en pedagogiek ligt. Ik heb voor dit vak gekozen, omdat ik criminaliteit een interessant onderwerp vind (van het ‘ontstaan’ van criminaliteit tot manieren van preventie, etc.). Met het volgen van dit vak wilde ik ondervinden of ik in mijn 3e jaar de gehele minor of andere vakken op dit gebied zou willen volgen. Dit brengt mij tevens bij het eerste punt: doordat ik een cursus van de minor volgde, en dus niet de vakken uit periode 1 had meegemaakt, had ik soms het gevoel dat ik achterliep. Er werd best een aantal keer gerefereerd naar stof uit de eerdere cursussen, waardoor ik soms wat moeite had dingen te volgen.
In de vakbeschrijving op Osiris stond dat in de cursus verschillende aspecten van interventies voor jeugdigen worden behandeld; waar moet men rekening mee houden bij het ontwikkelen van interventies, welke aspecten zijn belangrijk bij welke leeftijdsgroep. Dat klopte ten dele. De literatuur gaat inderdaad over jeugdinterventies en de verschillende aspecten daarvan. Echter, en dat is op zich begrijpelijk, ligt de focus enorm op de effectiviteit van deze interventies. Hierdoor is een deel van het lezen van de literatuur het interpreteren van statistische analyses. Hoewel er tekstueel toegelicht stond wat de hoofdconclusies waren, is het voor het begrip wel fijn als je deze SPPS-analyses goed kan interpreteren.
De werkvormen zijn werkgroepen en hoorcolleges. Van de 8 weken is er slechts in 4 weken een werkgroep. Wel is er iedere week een hoorcollege.
De werkgroepen zijn redelijk interactief. Er worden wel leesvragen voorgeschreven, maar deze zijn niet behandeld. Je kijkt voornamelijk naar beeldmateriaal en bespreekt daarna hoe je aan de hand daarvan een risico-analyse van de casus kan maken. Dit is soms wat eentonig, maar wel erg belangrijk. Een van de toetsvormen is namelijk het schrijven van een behandeladviesrapport over een fictieve casus. Dat rapport valt of staat bij je risico-analyse, dus het is erg fijn dat dit vaak geoefend wordt.
Voor deze vier werkgroepen moet je steeds een opdracht inleveren. Toen ik de cursus volgde, was dit een keer een opdracht over de literatuur en drie keer een behandeladviesrapport over een minicasus. Dat laatste kostte ontzettend veel tijd. Je kreeg slechts een keer peerfeedback op een van drie oefenrapporten. Daardoor vond ik dat de opdrachten je niet perse goed voorbereidde op de eindopdracht of het tentamen, en ik vond het de inspanning zeker niet waard.
De colleges waren erg interessant. Iedere week komt er iemand uit de praktijk (bijv. Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdzorg en Bureau Halt) het college geven. Deze colleges voornamelijk over hun ervaringen in het werk, wat je een beter beeld geeft hoe er tot de keuze voor interventies in een bepaalde casus wordt gekomen. Ook geeft het een goed beeld wat het werk dat je in deze richting, ook met je B&O-diploma, kan gaan doen.
Tot slot over het tentamen. Dat is heel anders dan je bij B&O gewend bent. Het tentamen was meerkeuze en de vragen waren erg feitelijk. De manier van leren die je voor B&O-vakken gebruikt, is dus niet geschikt. Het gaat om de ‘kleine’ details.
Ik denk dat dit vak erg waardevol kan zijn, omdat het natuurlijk erg van belang is dat interventies die ontwikkeld en toegepast worden, effectief zijn. Ik raad wel aan dit vak als onderdeel van de minor te volgen, omdat het z’n waarde buiten die context een beetje verliest.
Mocht je nog meer willen weten, dan mag je altijd een mailtje sturen (a.s.c.vanderzande@students.uu.nl)
Groetjes!
Aniek