Puk in Aarhus
Thuis
“Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens”. Veel burgerlijker Hollandsch kan het bijna niet, en ik zou me bijna afvragen waarom ik überhaupt naar mijn moederland terug verlang als ik dit spreekwoord hoor. Maar het brengt wel een interessante vraag naar boven: wat is thuis? Waar is het, dat het klokje het best tikt? Een semester in het buitenland geeft een interessant antwoord op deze vraag.
Voor mij vindt dit semester plaats in Aarhus, Denemarken, en hoewel dit ongetwijfeld de beste keuze voor een uitwisseling ooit is, lijkt het in eerste instantie niet de meest avontuurlijke. Op veel gebieden zijn Denemarken en Nederland vergelijkbaar. Er wordt veel gefietst, de mensen zijn tolerant en drinken veel (!) bier, en het onderwijs is fantastisch (voor alle USBO-ers, er wordt hier bijzonder veel aandacht geschonken aan interactie en groepswerk in colleges!).
Toch is dit land, slechts honderden kilometers verwijderd van ons kikkerlandje, tegelijkertijd totaal hetzelfde als totaal anders. Ja, men rijdt hier op de fiets maar draagt een fietshelm (en wil mij hier ook aan krijgen, maar ik blijf volhouden dat ze me Nederland niet meer inlaten als ik zo’n ding opzet). Ja, men eet graag kaas maar dan op roggebrood in plaats van ons sneetje bruin van de AH. En ja, men is direct, maar op gepaste afstand, en men geeft zijn ongezouten mening pas wanneer dat wordt gevraagd, in tegenstelling tot de Hollander die deze bij de eerste de beste gelegenheid recht in het gezicht van de ander schreeuwt.
Daarnaast geeft een uitwisseling in Aarhus een interessant perspectief op de utopische droom van de Scandinavische verzorgingsstaat. Die staat hier al een tijdje onder druk, en gekoppeld aan een groeiende xenofobie legt men in Denemarken een interessant mechanisme van de socialistische welvaartstaat bloot: het is hier goed vertoeven, maar nog het meest voor de Denen zelf. We zorgen graag voor elkaar, maar voornamelijk voor elkaar, en we hebben het het liefst hyggelig (de Deense vorm van gezellig) met onze eigen vrienden en familie. Dit zijn ontdekkingen, hier een beetje overdreven voor dramatisch effect, die ik alleen door het kijken van Borgen niet snel had kunnen doen.
Maar onder invloed van mijn colleges politicologie hier dwaal ik af van de voornaamste reden om in Denemarken te gaan studeren: het studentenleven. Hoewel Denen door Nederlanders misschien in eerste instantie als stijfjes en afstandelijk kunnen worden gezien, zijn ze de ware partypeople van Scandinavië. Dit is voornamelijk te danken aan het feit dat er hier als een van de weinige nordic countries geen overheidsembargo op alcohol berust, en Denen zich dus te pas en te onpas ‘goedkoop’ tegoed doen aan een glas Tuborg of Carlsberg (nee maar serieus, ze bedenken hier zelfs nieuwe feestdagen om maar meer te kunnen drinken. Wat te denken van ‘J-dag’, een dag in november gekenmerkt door feestgedruis omdat het populaire biermerk Tuborg op die dag zijn kerstbier uitbrengt?).
En dat brengt ons tot het laatste argument waarom studeren in Denemarken een fantastisch idee is: de ontmoetingen in het internationale klimaat. Toen ik vijf jaar geleden begon met studeren had ik het idee dat ik een enorme diversiteit aan mensen zou ontmoeten met wie ik diepgaande en betekenisvolle gesprekken zou kunnen voeren. Nog nooit kwam ik dichterbij dit ideaal dan op mijn uitwisseling in Denemarken, en nog nooit raakte ik zo snel in zo’n diverse internationale vriendengroep verzeild als hier. En dat brengt mij dichter bij ‘thuis’, ondanks wat dat oer-Hollandse spreekwoord beweert. Hier vind ik me meer in het spreekwoord van onze Engelse buren, “Home is where the heart is”. Een uitwisseling naar het buitenland leert je dat je overal op de wereld mensen kan vinden die je nauw aan het hart liggen, en dat je thuis daarom overal kan zijn. En dat is goed om te weten.